OudVreeswijk.nl
 

Grepen uit de geschiedenis van Vreeswijk

Niet alleen het herstel van oorlogsschade werd voortvarend ter hand genomen, ook werden na 1945 riolering, elektrische verlichting en nieuwe straten aangelegd. 


*  Vooroorlogse uitbreidingsplannen namen na de Bevrijding vastere vormen aan. Grootscheepse sanering van het woningbestand naderde een mijlpaal halverwege de jaren zestig. Stonden er in 1926 ± 450 huizen bij een inwonertal van 3.300, rond 1965 waren die aantallen gestegen naar respectievelijk 1.000 en 4.000. 


*  De werkgelegenheid in Vreeswijk was te vinden in de nijverheid, handel en verkeer. De traditionele en daarmee ook belangrijkste bestaansbronnen waren scheep- en sleepvaart, zandwinning, scheepswerven, motorreparatie-inrichtingen, kalkzandsteenfabricage, 


*  oliehandel, scheepsbevrachting.


Na voltooiing van de Beatrixsluizen (1938) liep de bedrijvigheid in met name de ambachts-bedrijven, zoals touwslagerijen en zeilmakerijen snel terug. De nadruk kwam veeleer te liggen op de metaalnijverheid, zoals scheepswerven en scheepsreparatiebedrijven. 


Voorts was er ook nog de kalkzandsteenfabriek. In algemene zin ging het om reeds in de negentiende eeuw ontstane industrie. Ondanks de gunstige ligging aan waterwegen en in de nabijheid van afzetgebieden werd vestiging van nieuwe industrieën nadelig beïnvloed door een tekort aan arbeidskrachten en het nagenoeg ontbreken van bouwrijpe industrieterreinen zo werd in 1954 gesteld. *



Industriële bedrijven met 10 of meer werknemers ( situatie mei 1969 )

Naam:
Fa. Van Eck;
aard van bedrijf: Veevoederfabriek; personeelsbezetting: 010-020

Naam: Buitenweg NV;
aard van bedrijf: Scheepswerf en machinefabriek; personeelsbezetting: 021-050

Naam: Van Zutphen N.V.;
aard van bedrijf: Machinefabriek; personeelsbezetting: 051-100

Naam: Remont;
aard van bedrijf: Machinefabriek; personeelsbezetting: 051-100

Naam: Stegman;
aard van bedrijf: Standbouw; personeelsbezetting: 010-020

Naam: N.V. Stoomsteenfabriek 'De Lek';
aard van bedrijf: Steenfabriek; personeelsbezetting: 021-050

Naam: Fa. G.J. Verstegen;
aard van bedrijf: Werktuig & constructiebedrijf; personeelsbezetting: 010-020

Naam: Vlietjonge N.V.;
aard van bedrijf: IJzerzagerij; personeelsbezetting: 051-100

klik hier voor Foto's Ondernemingen



RELIGIE:
In Vreeswijk trof men rond 1945 hoofdzakelijk twee geloofsgemeenschappen (40% R.K., 55% Protestants [Nederlands Hervormd en Gereformeerd]) aan, elk met hun eigen gebedshuis en schooltypen. Naast de openbare lagere school aan de Rijndijk mogen de r.k. lagere school aan de Julianaweg, de School met den Bijbel (Schoolstraat), de christelijke Prins Hendrikschool voor schipperskinderen en de Fröbelschool niet onvermeld blijven.

KLik hier voor Foto's van de scholen



VERENIGINGSLEVEN

De kleine, overzichtelijke dorpsgemeenschap kende een druk verenigingsleven. In 1950 werd geconstateerd dat er ruim 60 verenigingen actief waren. *

Ten behoeve van de sportbeoefening werd in 1964 de Sportraad opgericht. In 1967 werd de stichting SPORECO opgericht, stichting tot beheer sport- en recreatiecomplexen. De gemeente bracht kapitaal en het sportcomplex aan de Wiersdijk in. Behalve de lokale overheid waren diverse sportverenigingen en de sportraad in het bestuur vertegenwoordigd.


In het zomerseizoen was de Zwem- en waterpolovereniging 'De Watertor', actief, trad de in 1950 opgerichte wielersupportersvereniging 'De Volhouder' op als organisator van de Ronde van Vreeswijk en gooiden de leden van de Hengelaarsvereniging 'De Vaart' een hengeltje uit tijdens georganiseerde 'visconcoursen'. In het winterseizoen was op voorwaarde dat er sprake was van ijsvorming-de ijsclub 'Rijn en Lek' actief. *  Werd in oktober 1965 de padvinderij voor zeeverkenners opgericht, het jaar daarop vierde Voetbalvereniging Vreeswijk VSV (1926) haar 40-jarig jubileum. 

Liefhebbers van de motorsport konden zich aansluiten bij 

het Motor Cross Team Vreeswijk.


In 1957 werd Vreeswijk ook getypeerd als een zeer muzikale gemeenschap. Op het gebied van de vocale vrijetijdsbesteding zong men het hoogste lied in de gemengde zangvereniging of kinderkoor 'Euterpe' (1906), het r.k. kerkkoor St. Cecilia, de r.k. Gemengde zangvereniging 'Con Brio' (1947), de gemengde christelijke zangvereniging 'ASAF' (1934) of in het Vreeswijks Mannenkoor (1930). De muzikale expressie werd ten gehore gebracht in de r.k. Mandolinevereniging 'Kunst na Strijd' (1947) of de r.k. Muziekvereniging 'Kunst na Arbeid' (1919). 


Stond men aan het begin van een toneelcarrière dan kon men zijn of haar sporen verdienen bij de r.k toneelvereniging 'Ons Genoegen' (1906).

Ten slotte zijn het vermelden waard: de plaatselijke oranjevereniging, de buurtverenigingen, de katholieke jeugdgroep het 'Thalbot-gilde' voor de beoefening van de handenarbeid, de jeugdpostzegelclub en de speeltuinvereniging 'Vreeswijk'.


In 1954 liet het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht door het Economisch-Technologisch Instituut (ETI-Utrecht) een onderzoek uitvoeren naar de bestaansbronnen en mogelijke toekomstige ontwikkeling van Vreeswijk. Vooralsnog bleef de studie beperkt tot het Vreeswijks grondgebied, vanwege de typische economische en sociale structuur, zo heette het. De talrijke interrelaties met de omliggende gebied reikend van Jutphaas tot en met IJsselstein zou pas vier jaar nadien 'onderwerp van onderzoek' zijn. Toen werd het gebied van de toekomstige satellietstad van de gemeente Utrecht 'Doorslag' door datzelfde ETI gekarakteriseerd als "in vele opzichten een sociaal-economisch geheel" dat "in alle economische opzichten om gezamenlijke behandeling" vroeg. *


Daarmee werd de voorbereiding in gang gezet die uiteindelijk moest leiden naar het opgaan van de kleine gemeente aan de Lekoever, samen met de buurgemeenten Jutphaas, IJsselstein en Houten in een groter nieuw te creëren stedelijk gebied dat eerst en vooral zou dienen als overloopgebied voor de snel groeiende bevolking in de gemeente Utrecht. Daarvan werd immers verwacht dat het tegen het jaar 1980 uit haar voegen zou barsten. 


Klik hier voor Foto's van diverse verenigingen



Overigens was het idee van 'een samengaan' van met name de gemeenten Vreeswijk en Jutphaas zeker niet nieuw. In 1849 was deze mogelijkheid al eens geopperd. *Een provinciale studiecommissie, die al gauw bekend kwam te staan als de Commissie Doorslag(-I). 

Tussen 1961 en 1965 aan het werk en schetste plannen met betrekking tot de praktische invulling van de toekomstige woon- en werkgebieden. Interne strubbelingen in deze commissie leidde ertoe dat de samenstelling ervan in 1965 flink werd gewijzigd. De Commissie Doorslag-II, die zichzelf liever niet met de eerste commissie wilde identificeren en zich daarom presenteerde als de Werkgroep Nieuwegein, *  produceerde vanaf 1966 diverse interim-rapporten totdat in 1968 de toekomstige stedenbouwkundige ontwikkeling in grote lijnen werden neergelegd in het 'Structuurplan Nieuwegein'; alles in opdracht van de gemeenten Jutphaas en Vreeswijk. * Wachtte Jutphaas de plannen af, het college van burgemeester en wethouders (B&W) van Vreeswijk werd reeds in 1963 door de gemeenteraad gemachtigd al datgene te doen wat een samenvoeging op zo kort mogelijke termijn kon bevorderen en waarmee dus een einde zou komen aan de eigen zelfstandigheid. *  Om het noodzakelijk geachte overleg tussen Vreeswijk en Jutphaas inzake deze ingrijpende stedenbouwkundige ontwikkelingen beter op elkaar af te stemmen, werden tussen half september 1963 en eind april 1971 gemeenschappelijke vergaderingen gehouden tussen de colleges van B&W van beide gemeenten. Dat bilateraal overleg ter voorbereiding van de aanpassing van de lokale bestuursstructuur vond bij toerbeurt plaats in het gemeentehuis van elk der betrokken gemeenten; de verslaglegging van de vergaderingen werd eveneens om beurten verzorgd.  

(Deze verslaglegging is te raadplegen in het Utrecht's archief.) 


Van eendrachtige samenwerking op meerdere beleidsterreinen was echter (nog) geen sprake. Op stedenbouwkundig gebied werd beider onafhankelijke opstelling gesymboliseerd in de realisering van de laagbouwwijk Zandveld te Vreeswijk en de hoogbouwwijk Wijkersloot te Jutphaas. Was reeds in september 1966 van hogerhand besloten tot een versnelde samenvoeging van Vreeswijk en Jutphaas, de provincie zelf presenteerde de nieuwe naam voor de toekomstige gemeente: Nieuwegein.
Suggesties aangedragen door B&W van Vreeswijk én door burgers op persoonlijke titel werden daarmee in de wind geslagen. *
Op 12 juni 1969 gingen beide gemeentebesturen op vrijwillige basis akkoord met de toekomstige samenvoeging. De plannen voor nieuwe woon- en werkgebieden voor ± 50.000 inwoners van de commissie moesten in 1969 enigszins worden bijgesteld, onder meer door uiteindelijk vaststelling (verschuiving naar het zuiden van) het tracé van Rijksweg 24. *


In datzelfde jaar werd bovendien afgezien van de mogelijkheid de gemeenten Houten en IJsselstein bij samenvoeging te betrekken, waardoor uiteindelijk de voorkeur werd gegeven aan het 'vingerstad'-concept voor de Utrechtse agglomeratie. In samenwerking met deze twee gemeenten zouden in de nabije toekomst (1983-1984) nog wel enige grenscorrecties plaatsvinden. In oktober/november 1969 werd het definitieve structuurplan 

" Nieuwegein " gepresenteerd en goedgekeurd door gemeenteraad. De 6.900 inwoners van Jutphaas zouden vanaf 1 juli 1971 stadgenoten worden van 5.300 Vreeswijkers, onder de vlag van één nieuw gemeentebestuur.


Historie
De geschiedenis van Vreeswijk gaat terug tot in het begin van de 9e eeuw, op de bezittingenlijst van de Sint-Maartenskerk te Utrecht wordt melding gemaakt van het dorp Vreeswijk als Fresionouuic (Friezenwijk). De exacte locatie van dit dorp is niet bekend. In de 14e eeuw verplaatste de kern van het dorp zich naar de directe omgeving van de rivier de Lek. 


Met de teloorgang van 't Gein ging Vreeswijk fungeren als voorhaven van de stad Utrecht. In 1373 begon de bouw van een houten sluis 


in de Vaartsche Rijn, op de plaats waar vandaag de dag zich nog steeds de Oude Sluis bevindt. De sluis werd gebouwd om Utrecht, dat enige jaren daarvoor zijn verbinding met de Rijn was kwijtgeraakt, opnieuw te verbinden.



Scheepvaartplaats
Om het sluisje militaire bescherming te bieden werd een vestingwerk gebouwd, het blokhuis Gildenborgh waar tot 60 militairen gestationeerd konden worden. 


Hieruit ontwikkelde zich in de loop der eeuwen Vreeswijk.

De oude sluis werd in de loop der jaren verbeterd en vernieuwd, 

en hield het uit tot 1815. In dat jaar stortte de sluis onverwacht in en stroomde het rivierwater naar binnen. 


Van 1822 tot 1824 werd de sluis herbouwd en ontstond de huidige Oude Sluis. In 1881 werd besloten tot de aanleg van het Merwedekanaal. 

Dit kanaal maakte van Vreeswijk een belangrijke scheepvaartplaats. Tot op de dag van vandaag wordt de haven van Vreeswijk gebruikt en op veel nautische kaarten staat nog altijd ‘Vreeswijk’ in plaats van ‘Nieuwegein’ aangegeven, alhoewel door de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal vanaf 1931 het merendeel van het economisch scheepvaartverkeer zich over die route begeeft. 


Tevens gaat veel scheepvaartverkeer anno 2006 door, de aan de noordoostkant van Vreeswijk gelegen Prinses Beatrixsluizen in het Lekkanaal. Vanaf deze sluizen kan men via het “Schuttevaerpad” te voet het oude dorp Vreeswijk bereiken.